Wereldeconomie

In de Gouden Eeuw had Amsterdam wereldwijde handelscontacten. Dit had een aantal oorzaken.
In 1585 werd Antwerpen door de Spanjaarden veroverd. De Spanjaarden hadden een katholiek geloof en onder hun gezag was dat ook het enige geloof dat gelooft mocht worden. In Antwerpen woonden zowel Katholieken als Protestanten. Toen Spanje Antwerpen overnam, waren de Protestanten gedwongen te vluchten. Veel van hen vluchtten naar de Republiek en dan voornamelijk naar Amsterdam. Deze Antwerpenaren namen nieuwe kennis, kapitaal en nieuwe handelscontacten mee. Dit gaf de handelseconomie van de Republiek en Amsterdam een enorme boost. Na 1585 werd dat ook de Noord-Nederlandse handel diverser en uitgebreider. Bovendien werd Amsterdam multicultureel en groeide heel snel.

Amsterdam werd het financieel centrum van de wereld door twee instellingen, namelijk de Beurs van Amsterdam en de Amsterdamsche Wisselbank. De Beurs van Amsterdam werd geopend in 1609 en is de oudste effectenbeurs ter wereld. De Amsterdamsche Wisselbank was een girobank met tegoeden waarvoor het stadsbestuur zelf instond en werd een wereldwijd succes. Amsterdam werd een kruispunt voor wereldwijde handel.

De moedernegotie speelde een grote rol bij de economische bloei van de Republiek. Dit succes lag vooral bij de graan- en houthandel. Deze werden verhandeld met  voornamelijk Noorwegen.
De tweede oorzaak waren nieuwe technische uitvindingen. Bijvoorbeeld het fluitschip (een vrachtschip) en de houtzaagmolen die het zagen van bomen veel makkelijker maakte. Als laatste had je de haringbuis. Dit was een handig mechanisme dat de haring zoutte en tegelijkertijd de ingewanden eruit haalde. Deze drie uitvindingen zorgde voor een veel hogere arbeidsproductiviteit.
Een andere belangrijke oorzaak was de hoge specialisatiegraad in de Republiek. Terwijl in het Duitse Rijk en Frankrijk bijna alle burgers boer waren, werkte er in de Republiek maar 20% in de agrarische sector. Dit kwam mede doordat de landbouwgrond rondom Amsterdam drassig veenlandschap was. Hierdoor was het niet bruikbaar en moesten de meeste gewassen via import verkregen worden.
Door deze factoren ontstond er een handelskapitalisme. Ondernemers verhandelen goederen om zo winst te maken.

In de 17e eeuw had de Republiek twee grote handelscompagniën. De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en de West-Indische Compagnie (WIC). De VOC werd opgericht in 1602. Het was een bijzondere compagnie omdat het was gefinancierd met verhandelbare aandelen. Dit geeft aan hoeveel vertrouwen de Republiek had in de VOC. Het had dan ook het monopolie op de handel met Azië. Alleen de VOC mocht specerijen, textiel en andere spullen met dat continent verhandelen. Ook had de VOC het recht om oorlog te voeren. Dit mocht van de Staten-Generaal. De VOC moest dan ook handelsmonopolies afdwingen en Aziatische mensen dwingen tot leveringen. De VOC was zo succesvol dat het de grootste compagnie was in de 17e en 18e eeuw.
Daartegenover stond de WIC. Deze werd opgericht in 1621 en was in eerste instantie alleen bedoeld voor de kaapvaart. De Republiek was namelijk vanaf 1621 weer in oorlog met Spanje en de kaapvaart was een geducht wapen van de Republiek. Dus werden Spaanse schepen, met goedkeuring van de Staten-Generaal, van hun lading beroofd. Later richtte de WIC zich meer op de handel. De compagnie had (bij de oprichting al) de handelsmonopolie voor Noord- en Zuid-Amerika en West-Afrika. De WIC handelde in goud, ivoor en slaven. De slaven haalde ze uit Afrika en werden vervoerd naar Zuid- en Midden-Amerika om daar op de suikerplantages te werken.
Met deze twee grote compagniën, wereldwijde handelscontacten en een handelskapitalisme was dit het begin van de wereldeconomie.  

Hier zie je een boot van de WIC. De WIC deed in het begin vooral aan kaapvaart.
De VOC deed alleen handel.


De VOC en WIC voeren naar verschillende plekken. De VOC (groen)
voer naar Azië en de WIC (rood) naar Afrika en Zuid-Amerika.