De opkomst van steden en staten had verschillende
oorzaken. De grootste en belangrijkste oorzaak was de opkomst van de handel en
ambacht. Hiervoor was de belangrijkste oorzaak de groeiende voedselproductie.
Dit kwam door het gebruik van het drieslagstelsel, het nuttig gebruik van
landbouwgrond en het gebruik van nieuwe technieken zoals de ijzeren ploeg die
de stukken grond zowel lostrok als omdraaide en dit bespaarde veel tijd. Door
deze nieuwe uitvindingen nam de landbouwproductie flink toe. Hierdoor kwamen er
overschotten en hoefde niet iedereen meer boer te zijn, maar konden sommige
mensen zich ook richten op de handel. Ook konden de overschotten op markten
verkocht worden. Deze markten ontstonden op kruispunten. Om het voor zichzelf
makkelijker te maken gingen handelaren en de afzetmarkten zoals kloosters
vlakbij wonen. Zo ontstonden kleine steden. Later gingen de burgers
onderhandelen met hun leenheer en vroegen hem om privileges zoals bijvoorbeeld
tolheffing. Als een stad een aantal privileges had, vroegen ze vaak ook om
stadsrechten. Deze kregen ze vaak van hun leenheer. Alhoewel het ervoor zorgde
dat de macht van de leenheer verminderde, kreeg hij daarvoor in plaats
belastingen en militaire steun. Dankzij een opkomende geldeconomie werd de
stedelijke burgerij een belangrijke machtsfactor. Maar soms kreeg de burgerij
te veel macht en doordat het land vaak verdeelt was in kleine landjes, was dat
vaak niet meer de overzien voor een leenheer. Dan wilde hij zijn eigen macht
centraliseren. Dit ging een stuk makkelijker doordat er een geldeconomie was. Hierdoor
kon een leenheer belastingen heffen en ambtenaren betalen. Doordat de ambtenaren
met geld betaald kregen, waren ze veel betrouwbaarder dan daarvoor, omdat alles
opgeschreven kon worden. Zo werd de grip van de leenheer op zijn land weer
verstevigd. Ook kon de leenheer zijn leger betalen. Hierdoor kon hij zijn gebied
vergroten. In sommige gevallen lukte dat heel goed. Een goed voorbeeld hiervan
is Frankrijk. Een belangrijke factor hierin was Hugo Capet. In Duitsland werkte
het juist helemaal niet. Dit werd een keizerrijk met allemaal kleine stukken
land waarvan andere koningen de baas waren. Het oude stelsel dus, alleen anders
uitgelegd. In Engeland was het Willem de Veroveraar gelukt een groot stuk grond
te centraliseren, maar door het Magna Carta later in de tijd van Jan Zonder Land
werd die positie weer verzwakt.
Maar hoe zat dat in Nederland en in Amsterdam? In de 13e
eeuw waren alleen de Friezen nog onafhankelijk. Nadat zijn vader Willem II al
eens had geprobeerd het gebied te veroveren, lukt het zijn zoon Floris V
uiteindelijk de Friezen te verslaan. Dat gebeurde in 1282. Floris V werd graaf in
Het Heilige Romeinse Rijk dat vanaf Polen en Nederland tot in delen van Italië
liep.
Amsterdam ligt nu in Holland, het toen op 1 na belangrijkste
graafschap. De stad was tot 1270 niets meer dan drassig veengebied, waar de
Amstel doorheen stroomde. Op zoek naar een veilige woonplaats bouwde de Waterlanders
een sluisdam in de Amstel. Ook bouwde zij huizen op de dijken. Dit werd het
Amstelland genoemd en viel onder Sticht Utrecht. Amsterdam kreeg van Floris I
(die een concurrent van de Sticht Utrecht was) het privilege om gratis over de
Hollandse Wateren te varen. Hij zag in het stuk grond een veelbelovende
zeehaven. Door dit privilege ontwikkelde de stad zich tot een levendige stad.
Uiteindelijk viel Amsterdam na een felle strijd in 1317 onder het graafschap
Holland. De stad werd steeds meer uitgebreid met onder andere kerken en
grachten. De stad bleek, zoals Floris I al voorspeld had, uitstekend te zijn
voor de handel. Uiteindelijk was Amsterdam zo groot geworden dat het de Oostzee ging domineren
en het werd één van de belangrijkste opslagplaatsen in West-Europa.
In 1345 heeft in Amsterdam het Mirakel plaatsgevonden.
Bij dit Mirakel werd het overgeefsel van een zieke man in het vuur geworpen.
Deze man had hiervoor een hostie gegeten, die heelhuids teruggevonden werd in
het vuur
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog bleef Amsterdam handel
voeren en zo kon er na het Spaans regime voor Amsterdam een Gouden Eeuw
aanbreken.
|
Amsterdam in de 13e eeuw. Amsterdam is niet meer dan een drassig
veengebied met een klein dorpje op dijken, gebouwd door de Waterlanders.
Ook is de sluisdam goed te zien. |
|
Amsterdam zoals het er in de 15e en 16e eeuw voor een groot deel uitzag.
De stad is flink uitgebreid en zoals onderaan de afbeelding te zien is,
wordt er flink aan scheepvaart en handel gedaan door het privilege van Floris I. |
|
Amsterdam in de 17e eeuw. Rondom de oude binnenstad zijn nog
talloze grachten en burgwallen, waarop gebouwen zijn gebouwd.
Amsterdam is één van de belangrijkste opslagplaatsen van heel Europa. |